Vijftig jaar geleden kwamen meer dan vierhonderdduizend bijeen op Woodstock wat ‘s werelds beroemdste muziekfestival aller tijden zou worden.
Iets meer dan verwacht
De organisatoren John Roberts, Joel Rosenman, Artie Kornfeld en Michael Lang hadden ingeschat dat er misschien zo’n tweehonderdduizend mensen zouden komen naar de Woodstock Music Art Fair. Het festival zou worden gehouden van 15 tot en met 18 augustus 1969 in het plaatsje Wallkill, zo’n honderd kilometer buiten New York. Buurtbewoners protesteerden zo fel, dat de organisatoren in allerijl moesten uitwijken naar een andere locatie. Voor 75.000 dollar kregen ze melkveehouder Max Yasgur zover dat maar liefst 32 bands mochten komen optreden op zijn weiland in het plaatsje Bethel, in de buurt van Woodstock.
In de blubber
De eerste dag dromden zoveel festivalgangers naar de kassa’s dat de organisatie besloot om de hekken maar weg te halen, zodat iedereen vrije toegang kreeg. De regen kwam met bakken uit de hemel, waardoor het publiek tot aan de kuiten in de blubber stond te luisteren naar de openingsact van Richie havens met zijn geïmproviseerde versie van zijn nummer Motherless child.
Protestliederen
Het festival had een motto: ‘Three days of peace and music’. Dat ‘peace’ sloeg vooral op de Vietnamoorlog (1955-1975), waar Amerika toen middenin zat en waar de op het festival ruim vertegenwoordigde hippiecultuur fel op tegen was. Beroemde artiesten als Janis Joplin, Joe Cocker, Joni Mitchell, The Who, Santana en Melanie zongen protestliederen tegen deze oorlog. Zo zong Jimi Hendrix zijn later wereldberoemd geworden parodie op het Amerikaanse volkslied.
Vrijwel geen misdaad
Hoewel door de autoriteiten de noodtoestand werd uitgeroepen vanwege de enorme menigte, er extra brood en fruit moest worden ingevlogen en er veel drugs en alcohol werden gebruikt, was er nauwelijks misdaad of geweld op het Woodstock-festival. In 2017 werd het weiland tot historisch erfgoed verklaard en opgenomen in de officiële monumentenlijst van de VS.
Foto:
Woodstock Whisperer