Vergeten beroep: Tonnenman

Tot halverwege de twintigste eeuw bestond het beroep tonnenman. Zijn werk stond niet hoog in aanzien, terwijl juist hij de bevolking bevrijdde van de stinkende poepemmers in de huizen.

Kletsen op het toilet

Gek genoeg werd er eeuwen daarvoor al gebruikgemaakt van heuse toiletten. Archeologen hebben resten van toiletten en rioleringen gevonden van Minoërs, die rond 3500-1375 v. Chr. op Kreta woonden. Ook Romeinen zaten gezellig naast elkaar op een openbaar toilet, dat gebouwd was boven een diepe geul waar stromend water doorheen liep. Uit oude geschriften bleek dat men tijdens het toiletteren uitvoerig de politiek en de laatste roddels met elkaar besprak.

Heren van de beer

Er was in de middeleeuwen echter geen wc meer te bekennen. Toen leegde men de volle poepemmer in een slokop, een open goot midden op de weg, wat natuurlijk een enorme stank opleverde. Vanaf de vijftiende eeuw moest er in de buurt van huurhuizen verplicht een beerput aanwezig zijn, om poepemmers in te legen. De verhuurder liet de beerput legen door ‘de heren van de beer’. De steden werden groter, waardoor er te weinig beerputten aanwezig waren voor het aantal inwoners. De oplossing kwam met de komst van de tonnenman. Die kwam twee keer per week met zijn stront- of beerwagen langs om de volle poepemmer om te wisselen voor een lege. In Amsterdam werd zijn wagen een ‘Boldootwagen’ genoemd, naar een toen bekend merk eau de cologne.

Strontpraam

Woonde men aan het water, dan kwam de tonnenman langs met een tonnenschuit of strontpraam. De beertonnen werden meestal door de tonnenman in een rivier geleegd en gereinigd of de inhoud werd in een beerkuil gecomposteerd, en dan als mest verkocht. Halverwege de twintigste eeuw werd in ons land het rioolstelsel aangelegd, waardoor de tonnenman uit het straatbeeld verdween. In Alkmaar werd de laatste beerton overigens pas in 1983 opgehaald.

 

Foto:
Commons Wikimedia

 

 

Geef een reactie