Seksuele voorlichting in de jaren 50? Wij weten nu natuurlijk wel hoe de vork in de steel zit, maar in de jaren 50 dacht men daar toch heel anders over.
Gespreksonderwerp aan tafel?
Of liever gezegd, daar sprak men helemaal niet over. Toen luisterden de mensen nog naar de pastoor en deed men niet aan geboortebeperking! Voorbehoedsmiddel duh, niks daarvan! De kerk stimuleerde zelfs grote gezinnen. Was er al een tijdje geen kindje meer geboren, dan had je kans dat meneer Pastoor een bezoekje kwam brengen en tussen neus en lippen vroeg: “wanneer er weer een volgende kwam?” Nederlandse katholieke (met name plattelands) gezinnen waren lange tijd de grootste in West-Europa.
Seks alleen binnen het huwelijk
Seks was iets voor binnen het huwelijk. Het meisje moest ‘zichzelf bewaren’ voor haar man. Had ze mazzel, dan vertelde haar moeder iets over de huwelijksdaad. In de meeste gevallen niet. In de jaren 50 was praten over seks echt zo’n taboe. Dat er ook binnen het huwelijk gedwongen seks of verkrachting kon voorkomen, daar werd in die tijd helemaal niet over gesproken. Bij wie moest de vrouw haar verhaal kwijt. Bij de Pastoor? De huwelijksdaad was nu eenmaal ‘je plicht als vrouw’.
En seks voor het huwelijk?
Dat was helemaal een mooie! Had een vrouw seks voor het huwelijk, dan werd ze ‘een gevallen vrouw’ genoemd. ‘Nette meisjes’ deden zoiets niet. ‘Nette jongens’ misschien wel, maar zeker niet met een ‘net meisje’! Natuurlijk werd de man niets kwalijk genomen. Hij had per slot van rekening de lakens gedeeld met een ‘gevallen vrouw’. Oepsie zwanger? Dan waren de rapen pas echt gaar! Ze moest dan trouwen (een moetje). Was je in die tijd gereformeerd? Oei, oei, dan had je het echt zwaar. Behalve dat het een enorme schande voor de familie was, moest je ook nog eens tijdens de huwelijksvoltrekking, in het openbaar, schuld bekennen.
Vader onbekend
Ging je niet trouwen? Dan had je drie opties: illegale abortus, bij je ouders blijven of naar een huis voor ongehuwde moeders. Er werd in die tijd namelijk gedacht dat ongehuwde moeders hun kind noch geestelijk, noch materieel veel te bieden had. Daarom werd er bij ‘de arme schapen’ op aangedrongen om abortus te plegen of het kind af te staan. Mocht je bij je ouders blijven, dan werd je vaak met de nek aangekeken “daar loopt die gevallen vrouw…”
Abortus in de jaren 50
Ja, daar zeg je wat. Abortus was in die tijd wel zo illegaal. Er waren wel artsen die het deden, maar dat gebeurde stiekem. Je kunt je voorstellen dat het niet in een ziekenhuis gebeurde, dus de instrumenten waren niet juist, de hygiëne liet te wensen over en wat te denken over de kennis in die tijd. Die was er niet of nauwelijks. Veel vrouwen kregen complicaties, stierven daar uiteindelijk aan of bleven onvruchtbaar na de ingreep. Kijk…had je veel geld, dan was het weer een ander verhaal. Dan kon je naar ‘goede’ artsen, die het stiekem in een ziekenhuis deden. Geschat werd dat er in de jaren 50-70 enkele tienduizenden abortussen per jaar plaatsvonden. In 1984 trad de Nederlandse Abortus Wet in werking: de WAZ (Wet Afbreking Zwangerschap). Abortus mocht alleen verricht worden door een geneeskundige, in een ziekenhuis of kliniek die hiervoor een speciale vergunning had.
Het kindje toch afstaan.
Was het meisje thuis niet meer welkom, dan kon ze naar een (katholiek) huis voor ongehuwde moeders. De vrouw mocht er drie maanden voor de bevalling tot drie maanden na de bevalling blijven. In de tussentijd konden ze dan rustig bedenken of ze zelf voor haar kindje ging zorgen of toch ter adoptie zou afstaan. Pas na 1965 werd het ongehuwd moederschap meer geaccepteerd in de samenleving. Nederland was overigens één van de laatste landen binnen Europa die adoptie in 1956 regelde.
Foto’s:
Art.com, Pinterest